Trein naar El Paso
Middenin de nacht brengt de taxichauffeur me naar het Amtrak treinstation van San Antonio en als hij hoort dat ik docent Spaans ben, krijg ik een hand van hem, hij komt uit Mexico. We hebben het gehad over tweetaligheid, hij vindt het raar dat hier in Amerika het Engels opgelegd is als voertaal terwijl de Indianen de oorspronkelijke bevolking zijn.
M’n trein staat klaar, lang, hoog en glimmend zilver, met twee verdiepingen. Ik mag er meteen in van de zwarte conducteurs met hun zuidelijke tongval. Het is een beetje spookachtig op dit vroege uur, met overal slapende mensen in allerlei houdingen gedrapeerd over twee stoelen. De meesten hebben zelf een kussen en dekbed meegebracht.
De trein komt in beweging, kruipt weg, staat stil, kruipt, staat stil en krijgt pas een half uur later een beetje snelheid.
De conducteur komt langs, zegt “talk to me again, where’re you going?” en plakt een papiertje boven m’n hoofd met ELP/1, El Paso 1 persoon.
Twee uur later is het licht geworden en zie ik waar we doorheen rijden: af en toe een heuvel, verder plat met plukken begroeiing.
Ik ga ontbijten in de ontbijtwagon en dat valt niet tegen: voor $6 (€4,50) krijg ik sinaasappelsap, 2 x thee, scrambled eggs, hash browns (gebakken geraspte aardappel) en ‘n biscuit (broodje).
We zitten met z’n vieren aan tafel, een stel uit San Francisco en een vrouw uit het zuiden. En zoals gebruikelijk met Amerikanen zitten we meteen te praten over waar iedereen vandaan komt en naar toe gaat en waarom en wat ie doet in dit leven. Het is opvallend en jaloersmakend hoe gemakkelijk en soepel je in dit land in gesprek komt met mensen. En het is niet per se oppervlakkig, zoals Nederlanders graag zeggen, het is net zo oppervlakkig als je het zelf maakt.
Ik vertel hoe ik deels met Servas reis, een internationale organisatie waarbij je bij mensen kunt logeren. Op die manier leer je een land meer van binnen uit kennen.
De vrouw uit het zuiden is enthousiast, wil ook lid worden en claimt me meteen als ‘a friend in Holland’.
Wat een fijne trein is dit en wat zit ik hier heerlijk: ik heb niet alleen een voetensteun maar ook een steun onder m’n benen, een ware relax fauteuil. Twee stoelen voor mezelf en met die beenruimte erbij houd ik dit wel twaalf uur vol.
De helft van de wagons heeft stopcontacten bij de stoelen voor laptop, camera, mobieltje, mp3 speler.
De meeste (Amerikaanse) passagiers slapen, lezen of doen iets met hun laptop, ze vinden het landschap niet zo interessant. Dat snap ik wel, maar ik als Hollandse poldertante vind het prachtig, twaalf uur lang door woestijn, met bulten hier en daar en plukjes droog groen.
Huisjes komen ook wel langs, maar toch, het is voornamelijk leeg en eindeloos.
Een paar keer maar op die lange dag stoppen we bij een (soort) station.
Mensen brengen mensen weg of halen ze op, en passagiers kunnen even een sigaretje opsteken.
De conducteur kondigt af en toe iets bezienswaardigs aan, zoals de rivier de Río Grande, weer zo’n naam uit Westerns, waar we vlak langs rijden en waar aan de andere kant Mexico ligt. Mexico! Op een paar meter afstand!
Ik zit als een koningin met m’n voeten omhoog en kijk, mijmer, schrijf.
En zo glijdt de dag en het landschap voorbij.
Om half twaalf zie ik een huis. Om twaalf uur een auto.
We zetten ons horloge een uur terug: we rijden nu door mountain time.
Bij de lunch zit ik tegenover een kleine man met grote snor en tattoo. Hij is op weg naar z’n zoon, want die gaat, met z’n vrouw, voor de derde keer naar Irak, voor een jaar en ieder naar een andere plek. Ze zijn beiden militair. Hun twee zoontjes van 1 en 2 gaan dan naar haar ouders. Het lijkt me vreselijk, zo’n uit elkaar gerukt gezin, maar gelukkig is er internet met skype en webcam. De man trakteert me op het eten.
Rond vier uur ’s middags zijn we opeens weer in de bewoonde wereld, met ranches, akkers en geïrrigeerde boomgaarden. De trein toetert en gaat sneller rijden.
Keurig op tijd komen we in El Paso aan. Twaalf uur hebben we gereden en nog steeds zijn we in Texas, maar wel bij de grens met de volgende staat: New Mexico.
In de grote lege wachtruimte wacht ik een uur op m’n nieuwe gastvrouw. Dan blijkt dat zij thuis heeft zitten wachten op mijn telefoontje.
M’n trein staat klaar, lang, hoog en glimmend zilver, met twee verdiepingen. Ik mag er meteen in van de zwarte conducteurs met hun zuidelijke tongval. Het is een beetje spookachtig op dit vroege uur, met overal slapende mensen in allerlei houdingen gedrapeerd over twee stoelen. De meesten hebben zelf een kussen en dekbed meegebracht.
De trein komt in beweging, kruipt weg, staat stil, kruipt, staat stil en krijgt pas een half uur later een beetje snelheid.
De conducteur komt langs, zegt “talk to me again, where’re you going?” en plakt een papiertje boven m’n hoofd met ELP/1, El Paso 1 persoon.
Twee uur later is het licht geworden en zie ik waar we doorheen rijden: af en toe een heuvel, verder plat met plukken begroeiing.
Ik ga ontbijten in de ontbijtwagon en dat valt niet tegen: voor $6 (€4,50) krijg ik sinaasappelsap, 2 x thee, scrambled eggs, hash browns (gebakken geraspte aardappel) en ‘n biscuit (broodje).
We zitten met z’n vieren aan tafel, een stel uit San Francisco en een vrouw uit het zuiden. En zoals gebruikelijk met Amerikanen zitten we meteen te praten over waar iedereen vandaan komt en naar toe gaat en waarom en wat ie doet in dit leven. Het is opvallend en jaloersmakend hoe gemakkelijk en soepel je in dit land in gesprek komt met mensen. En het is niet per se oppervlakkig, zoals Nederlanders graag zeggen, het is net zo oppervlakkig als je het zelf maakt.
Ik vertel hoe ik deels met Servas reis, een internationale organisatie waarbij je bij mensen kunt logeren. Op die manier leer je een land meer van binnen uit kennen.
De vrouw uit het zuiden is enthousiast, wil ook lid worden en claimt me meteen als ‘a friend in Holland’.
Wat een fijne trein is dit en wat zit ik hier heerlijk: ik heb niet alleen een voetensteun maar ook een steun onder m’n benen, een ware relax fauteuil. Twee stoelen voor mezelf en met die beenruimte erbij houd ik dit wel twaalf uur vol.
De helft van de wagons heeft stopcontacten bij de stoelen voor laptop, camera, mobieltje, mp3 speler.
De meeste (Amerikaanse) passagiers slapen, lezen of doen iets met hun laptop, ze vinden het landschap niet zo interessant. Dat snap ik wel, maar ik als Hollandse poldertante vind het prachtig, twaalf uur lang door woestijn, met bulten hier en daar en plukjes droog groen.
Huisjes komen ook wel langs, maar toch, het is voornamelijk leeg en eindeloos.
Een paar keer maar op die lange dag stoppen we bij een (soort) station.
Mensen brengen mensen weg of halen ze op, en passagiers kunnen even een sigaretje opsteken.
De conducteur kondigt af en toe iets bezienswaardigs aan, zoals de rivier de Río Grande, weer zo’n naam uit Westerns, waar we vlak langs rijden en waar aan de andere kant Mexico ligt. Mexico! Op een paar meter afstand!
Ik zit als een koningin met m’n voeten omhoog en kijk, mijmer, schrijf.
En zo glijdt de dag en het landschap voorbij.
Om half twaalf zie ik een huis. Om twaalf uur een auto.
We zetten ons horloge een uur terug: we rijden nu door mountain time.
Bij de lunch zit ik tegenover een kleine man met grote snor en tattoo. Hij is op weg naar z’n zoon, want die gaat, met z’n vrouw, voor de derde keer naar Irak, voor een jaar en ieder naar een andere plek. Ze zijn beiden militair. Hun twee zoontjes van 1 en 2 gaan dan naar haar ouders. Het lijkt me vreselijk, zo’n uit elkaar gerukt gezin, maar gelukkig is er internet met skype en webcam. De man trakteert me op het eten.
Rond vier uur ’s middags zijn we opeens weer in de bewoonde wereld, met ranches, akkers en geïrrigeerde boomgaarden. De trein toetert en gaat sneller rijden.
Keurig op tijd komen we in El Paso aan. Twaalf uur hebben we gereden en nog steeds zijn we in Texas, maar wel bij de grens met de volgende staat: New Mexico.
In de grote lege wachtruimte wacht ik een uur op m’n nieuwe gastvrouw. Dan blijkt dat zij thuis heeft zitten wachten op mijn telefoontje.
Reacties