Fort Worth
Amerikaanse nicht A en man M zijn dol op Fort Worth: er zijn een paar mooie musea, op loopafstand, die bovendien gratis zijn. En niet te vergeten de vele fietspaden, uitzonderlijk voor een stad in dit land.
Het is van oudsher een vee- en cowboystad met befaamde stockyards en veilinghallen, maar het meeste geld komt uit de olie.
Vooralsnog krijg ik maar geen indruk van de stad. De buurt waar we zitten is prettig, buitenwijk-achtig, met leuke losstaande huizen, zoals overal.
Maar het centrum blijft onduidelijk voor me, een aantal hoge gebouwen, zaken dus, maar om negen uur ’s ochtends is het er idioot stil, geen wandelaar of fietser te zien, alleen een paar auto’s. Dan hoor ik dat de winkels daar pas om tien uur opengaan.
In de winkelcentra, de malls, zijn de winkels wel om een uur of acht open, maar het centrum van de stad is dan bijna uitgestorven.
Bij het station zie ik voor het eerst een bus met fietsenrek aan de voorkant. Er kunnen er twee op, het is gratis en je moet zelf het rek openklappen en je fiets erop zetten.
Ook bij het station is de geschiedenis van de zwarte inwoners van Fort Worth te zien en te lezen.
Het is een kunstwerk dat uit vijf muurplastieken bestaat, een eerbetoon aan de zwarte medeburgers.
De eerste paar dagen is het koud en regenachtig, dus duik ik het Kimbell Museum in. Een kleine maar mooie privé collectie van het echtpaar Kimbell, met ook een Frans Hals waar ik van geniet. De teksten bij de schilderijen en sculpturen zijn perfekt, interessante informatie op een heldere manier geschreven.
Ik loop terug naar huis met een steeds pijnlijker rechtervoet en besluit in San Francisco naar de dokter te gaan, maar dat duurt nog een paar weken.
Gelukkig kan ik wel fietsen en op een zonnige dag gaan M en ik erop uit. Omdat fietsen in Amerika als sport wordt gezien, doet M z’n speciale uitrusting aan, inclusief helm met achteruitkijkspiegel eraan vast.
Van A moet ik ook een helm op. Nee, zeg ik, dat doe ik niet, ik ben als Nederlander op een fiets geboren en ik ben niet bang. Maar het is veel te gevaarlijk, zegt ze. Dat is jouw angst, niet de mijne, zeg ik, maar ik zal hem in ieder geval meenemen. Ze laat me gaan.
M en ik maken een heerlijke tocht langs de rivier. Overal mensen in het gras, fietsers groeten elkaar, en Mark Twain zit op een bankje de boel te bekijken.
Het is van oudsher een vee- en cowboystad met befaamde stockyards en veilinghallen, maar het meeste geld komt uit de olie.
Vooralsnog krijg ik maar geen indruk van de stad. De buurt waar we zitten is prettig, buitenwijk-achtig, met leuke losstaande huizen, zoals overal.
Maar het centrum blijft onduidelijk voor me, een aantal hoge gebouwen, zaken dus, maar om negen uur ’s ochtends is het er idioot stil, geen wandelaar of fietser te zien, alleen een paar auto’s. Dan hoor ik dat de winkels daar pas om tien uur opengaan.
In de winkelcentra, de malls, zijn de winkels wel om een uur of acht open, maar het centrum van de stad is dan bijna uitgestorven.
Bij het station zie ik voor het eerst een bus met fietsenrek aan de voorkant. Er kunnen er twee op, het is gratis en je moet zelf het rek openklappen en je fiets erop zetten.
Ook bij het station is de geschiedenis van de zwarte inwoners van Fort Worth te zien en te lezen.
Het is een kunstwerk dat uit vijf muurplastieken bestaat, een eerbetoon aan de zwarte medeburgers.
De eerste paar dagen is het koud en regenachtig, dus duik ik het Kimbell Museum in. Een kleine maar mooie privé collectie van het echtpaar Kimbell, met ook een Frans Hals waar ik van geniet. De teksten bij de schilderijen en sculpturen zijn perfekt, interessante informatie op een heldere manier geschreven.
Ik loop terug naar huis met een steeds pijnlijker rechtervoet en besluit in San Francisco naar de dokter te gaan, maar dat duurt nog een paar weken.
Gelukkig kan ik wel fietsen en op een zonnige dag gaan M en ik erop uit. Omdat fietsen in Amerika als sport wordt gezien, doet M z’n speciale uitrusting aan, inclusief helm met achteruitkijkspiegel eraan vast.
Van A moet ik ook een helm op. Nee, zeg ik, dat doe ik niet, ik ben als Nederlander op een fiets geboren en ik ben niet bang. Maar het is veel te gevaarlijk, zegt ze. Dat is jouw angst, niet de mijne, zeg ik, maar ik zal hem in ieder geval meenemen. Ze laat me gaan.
M en ik maken een heerlijke tocht langs de rivier. Overal mensen in het gras, fietsers groeten elkaar, en Mark Twain zit op een bankje de boel te bekijken.
Reacties