Koeien en Cowboys
Je moet echt de stockyards zien, had M gezegd, die zijn hier heel groot en belangrijk. En elke dag is er een ‘cattle drive’, dan drijven ze de Texas Longhorn koeien naar de stallen, dat is een heel mooi gezicht.
Ik had dus een beeld van duizenden van die Longhorns, met hun prachtige, lange, gedraaide horens, en een twintigtal cowboys die hen in bedwang hielden. Yeehah!
Viel dat effe tegen. Een handjevol koeien sukkelden braaf hun rondje langs twintig mensen, en voordat M terug was van het parkeren van z’n auto, was het al voorbij, geen koe meer te bekennen, alleen nog maar een verloren bruidje.
Maar nee, dit is niet helemaal eerlijk. Het was inderdaad niet zo veel en het was zo voorbij, maar die Longhorns zijn wel heel mooi.
Ik had duidelijk niet het hele verhaal gekregen.
Sinds jaren zijn de Fort Worth Stockyards geen veemarkt meer, en die cattle drives worden door vrijwilligers in stand gehouden omwille van het verleden, maar ooit was het de grootste paarden- en muilezelmarkt ter wereld. Dat was in 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, want toen lieten de Europese legers voor miljoenen dollars aan paarden overkomen, arme dieren. Oorlog is business.
De Fort Worth Stockyards werden in 1866 geopend.
De overslag van het vee en het verkopen ervan groeide uit tot een enorme industrie die niet alleen cowboys en handelaren aantrok, maar ook boeren, fokkers, horeca-lui, bankiers, slachters, villers, vleesverpakkers, tuigmakers, telegraafwerkers, spoorwegmensen, en niet te vergeten, prostituees.
Een Coliseum werd gebouwd voor shows en rodeo’s.
Bill Pickett ontwikkelde het bulldogging, stierworstelen, waarmee hij wereldberoemd werd. Als beloning werd hij als eerste zwarte cowboy opgenomen in de National Cowboy Hall of Fame en kreeg hij een standbeeld. In 1932 werd hij doodgetrapt door een wild paard.
Het beursgebouw voor de veeverkoop werd al gauw ‘The Wall Street of the West’ genoemd.
Fort Worth werd ‘Cow Town’, en de Texas Longhorn werd het officiele symbool van de stad.
Maar in de jaren zestig was het gedaan. Er werd steeds minder vee verkocht.
Vrachtwagens hadden de treinen vervangen en vervoerden het vee naar de markten aan de oostkust. Trucks waren goedkoper en flexibeler.
De Stockyards werden officieel beschermd stadsgezicht en zijn inmiddels een van de belangrijkste toeristenattracties van de stad.
Als je Western dingen zoekt, kun je er je hart ophalen: cowboy hoeden en –laarzen en andere kleding zijn er gemakkelijk te vinden in winkeltjes met een onvoorstelbare hoeveelheid Western prullaria.
‘The Crosseyed Moose’ (de Schele Eland) heet dit winkeltje.
Er is een wekelijkse rodeo en het stikt er van de eethuisjes, steakrestaurants, bars en nachtclubs.
Natuurlijk is er ook een Stockyards Museum. En ook worden er nog speciale fok-evenementen en verkoopdagen gehouden, want Fort Worth is en blijft Cow Town.
Ik had dus een beeld van duizenden van die Longhorns, met hun prachtige, lange, gedraaide horens, en een twintigtal cowboys die hen in bedwang hielden. Yeehah!
Viel dat effe tegen. Een handjevol koeien sukkelden braaf hun rondje langs twintig mensen, en voordat M terug was van het parkeren van z’n auto, was het al voorbij, geen koe meer te bekennen, alleen nog maar een verloren bruidje.
Maar nee, dit is niet helemaal eerlijk. Het was inderdaad niet zo veel en het was zo voorbij, maar die Longhorns zijn wel heel mooi.
Ik had duidelijk niet het hele verhaal gekregen.
Sinds jaren zijn de Fort Worth Stockyards geen veemarkt meer, en die cattle drives worden door vrijwilligers in stand gehouden omwille van het verleden, maar ooit was het de grootste paarden- en muilezelmarkt ter wereld. Dat was in 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, want toen lieten de Europese legers voor miljoenen dollars aan paarden overkomen, arme dieren. Oorlog is business.
De Fort Worth Stockyards werden in 1866 geopend.
De overslag van het vee en het verkopen ervan groeide uit tot een enorme industrie die niet alleen cowboys en handelaren aantrok, maar ook boeren, fokkers, horeca-lui, bankiers, slachters, villers, vleesverpakkers, tuigmakers, telegraafwerkers, spoorwegmensen, en niet te vergeten, prostituees.
Een Coliseum werd gebouwd voor shows en rodeo’s.
Bill Pickett ontwikkelde het bulldogging, stierworstelen, waarmee hij wereldberoemd werd. Als beloning werd hij als eerste zwarte cowboy opgenomen in de National Cowboy Hall of Fame en kreeg hij een standbeeld. In 1932 werd hij doodgetrapt door een wild paard.
Het beursgebouw voor de veeverkoop werd al gauw ‘The Wall Street of the West’ genoemd.
Fort Worth werd ‘Cow Town’, en de Texas Longhorn werd het officiele symbool van de stad.
Maar in de jaren zestig was het gedaan. Er werd steeds minder vee verkocht.
Vrachtwagens hadden de treinen vervangen en vervoerden het vee naar de markten aan de oostkust. Trucks waren goedkoper en flexibeler.
De Stockyards werden officieel beschermd stadsgezicht en zijn inmiddels een van de belangrijkste toeristenattracties van de stad.
Als je Western dingen zoekt, kun je er je hart ophalen: cowboy hoeden en –laarzen en andere kleding zijn er gemakkelijk te vinden in winkeltjes met een onvoorstelbare hoeveelheid Western prullaria.
‘The Crosseyed Moose’ (de Schele Eland) heet dit winkeltje.
Er is een wekelijkse rodeo en het stikt er van de eethuisjes, steakrestaurants, bars en nachtclubs.
Natuurlijk is er ook een Stockyards Museum. En ook worden er nog speciale fok-evenementen en verkoopdagen gehouden, want Fort Worth is en blijft Cow Town.
Reacties