Semana Santa



Voordat het morgen weer een nieuw feest is, Sant Jordi, moet ik toch eerst vertellen over de Semana Santa, de Goede Week, van alweer twee weken geleden.
Wat me nog het meest daarvan is bijgebleven, is de man die er huilend rondliep. Maar nu ga ik te snel, hij moet nog even wachten.
Als je het over Semana Santa hebt, denk je vooral aan het zuiden van Spanje, aan Andalucía. Ik in ieder geval wel, want mijn eerste kennismaking met Spanje was in 1963, in Málaga, tijdens Semana Santa. Ik had geen idee wat ons te wachten stond, toen 2 Malagueño snotneusjes, kleinzonen van een docente van onze kursus, Kitty (studiegenote/vriendin) en mij bij de hand namen en met ons door de menigten laveerden, van straat naar straat, van beeldengroep naar beeldengroep. We keken onze ogen uit. En tot op de dag van vandaag hoor en zie ik nog de man die vanaf een balkonnetje de Heilige Maagd Maria toezong. Dat deed hij met een saeta. Een saeta is een pijl, maar het is ook een geïmproviseerd flamenco-lied dat tijdens de Paasweek spontaan aangeheven wordt door deze of gene omstander: ‘mooie vrouw, wat zijn je amandelvormige ogen mooi, je wangen zijn als perziken, jij moeder van de hemelen, wat een trieste dag is het vandaag nu je zoon aan het kruis gestorven is.’ Het is heel aangrijpend. In zijn Sketches of Spain heeft Miles Davis de sfeer van de saeta mooi getroffen.
Maar goed, dat was 1963. Nu was het 2007, en ik was in Cataluña, niet in het zuiden. Maar ik wilde wel iets van processies zien, en ik wilde dat graag met Floor en Nikki doen. Ik had in deze buurt nog nooit iets van de Paasweek gemerkt en niemand wist me er iets zinnigs over te zeggen. Het internet bracht me natuurlijk wél verder. Zelfs zó ver dat niemand het geloofde: er moesten processies zijn in het saaiste, grauwste deel van Barcelona, Hospitalet de Llobregat. Een woonwijk waar ik natuurlijk nog nooit was geweest, want wat zou ik daar. En toch trok het. Want de processies zouden buiten de kerk om zijn georganiseerd, leken-processies, geen priesters die het voor het zeggen hadden. De enige in heel Spanje. En de startplaats was een café. Kon niet beter. Op een druilerige Goede-Vrijdag-morgen togen we erheen en een blije Spanjaard met André Rieu-achtige lokken wees ons de weg. Hij was blij omdat hij Hermano was en mee ging lopen in de processie.
Op het plein bij het café stonden al wat mensen te wachten, en we gaven een donatie aan een mevrouw die 2 stickers op onze jas plakte, een met het serene gezicht van Maria en de ander met het lijdende gelaat van Christus. Muzikanten vulden het plein en rookten nog een sigaretje. Streng in het zwart geklede vrouwen met een mantilla, een kanten hoofddoekje op een hoge kam, groepeerden zich. Een trompet klonk, het gezellige gebabbel verstomde, en na een kleine ceremonie kwam de eerste paso, beeldengroep, naar buiten, begeleid door de rouwvrouwen en penitentes, boetedoeners met hun hoge ku-klux-klan-achtige puntmutsen. Even later kwam de tweede paso naar buiten, met Maria erop, gehuld in een prachtige wijde, geborduurde mantel, omringd door witte rozen en brandende kaarsen. Kruisjes werden geslagen, tranen rolden over wangen, zakdoeken kwamen tevoorschijn. Vooral bij vrouwen.
En die man dan, die huilend rondliep?
Dat was later die dag, in het centrum van Barcelona, bij een andere processie. Toen Maria daar uit een kerk tevoorschijn kwam, zag ik hem. Met een van smart vertrokken gezicht riep hij ‘guapa, guapa, guapa’ (mooie vrouw) naar Maria. En dat bleef hij maar herhalen. Hij baande zich een weg door de mensenmassa, alsmaar huilend ‘guapa, guapa’ roepend. Ik vond dat zo roerend. Maar het liefste vond ik nog dat heel veel omstanders de man troostend op de rug klopten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Poep

De Kus

Austin's vleermuizen